Weerspreuken maart
Weerspreuken maart
Weerspreuken en gezegden over “het weer” zijn van alle tijden. Vroeger was er veel belangstelling voor weerspreuken. Boeren kenden deze weerspreuken uit hun hoofd. Ze lieten zich leiden door weerspreuken en raadpleegden deze spreuken voor het zaaien en oogsten van hun velden. Weerspreken bevatten veel waarheid en kloppen meestal wel.
In spreuken over het weer op de korte termijn van het jaar zit dikwijls een kern van waarheid, terwijl deze weersvoorspellingen voor de lange termijn doorgaans onjuist zijn. Toch moeten we toegeven dat de weersvoorspellingen zoals we ze hedendaags kennen er ook meestal naast zitten op lange termijn.
De mooiste weerspreuken – maart
Sint-Albijn (1 maart), verandert suiker in azijn.
Regent het op Sint-Albinus (1 maart) dat het giet, dan doet de boer dat veel verdriet.
Zoals het weer in de Veertig Martelaars (10 maart) vindt, zo blijft het veertig dagen met zijn wind.
Als vorst de Veertig Martelaars (10 maart) brachten, dan houden zij die veertig nachten.
Als het met de “40” niet vriest, de winter nog lange kniest!
Zoals het nu met de Veertig Ridders (10 maart) weent, het nog veertig dagen wederkeert.
Is het weer op Sint-Gregorius (12 maart) dol, dan kruipt de vos reeds uit zijn hol. Maar is hij schoon en zonder vlagen, hij schuilt nog veertien dagen.
Zo de wind staat op Sint-Gregorius (12 maart), zo staat hij nog veertig dagen.
Sint-Mathilde (14 maart) komt uit drie hoeken, met hagelstenen bakt zij koeken.
Op Sint-Geertruid (17 maart), komt de warmte de grond uit.
Sint-Josef (19 maart) helder en klaar, geeft licht een vruchtbaar jaar.
Sint-Jozef (19 maart) sta ons bij, of de winter gaat niet voorbij.
Sint-Jozef (19 maart) schoon en goed, een vruchtbaar jaar verhopen doet.
Op Sint-Jonas (20 maart) komt dikwijls nog vuur van pas.
Met zuidenwind op Sint-Benooi (21 maart), neemt het weer een goede plooi.
Sint-Benooi (21 maart), de wind uit noord, blaast zo nog zeven weken voort.
Wind uit noord op Sinte-Benuut (21 maart), ge zijt voor zeven weken gekluut.
Op Onze-Lieve-Vrouwe-Boodschap keren steeds bij ons de zwaluwen were.
Is op Sint-Rupert (27 maart) de hemel rein, dan zal hij ’t ook in juli zijn.
Is het op Sint-Rupertus (27 maart) helder en rein, zo zal ook de zomer zijn.
Droge maart, natte april, koele mei, vullen de schuur en de kelder erbij.
Droge maart en natte april, dat is de boer zijn wil.
Maartse buien en aprilse grillen die komen als ze willen.
Maartse zon en aprilse wind, schenden menig lieflijk kind.
Maart niet te droog en niet te nat, vult de boer zijn kist en vat.
Die zichzelve wel bemint, wachte zich voor maartse zon en aprilse wind.
Komt men in maart onweer tegen, dan krijgt men in juli regen.
Donder in maart, vorst in april.
Natte maart, veel gras.
Een natte maart geeft veel lijnzaad.
Koude in maart, dan een lente te paard.
Een droge maart, is een zomer te paard.
Autoruiten nu nog steeds bevroren, dat geeft straks veel koren.
Zo menig vorst in maart, zo menig dauw in april.
Lentemaands ruwheid geeft zomermaands luwheid.
Maarte, maarte da’s een vuile taarte.
Of hij komt of als hij scheidt heeft maart zijn gif bereid.
Droogte en veel stof in maart, is de boer heel wat waard.
Stof in maart is goud waard.
Een droge maart is goud waard, als het in april maar regenen wil.
Een droge maartse wind, maakt de boeren goed gezind.
Droge maart brengt overal koren, maartse sneeuw is koren waard.
Maartse buien die beduien, dat de zomer aan komt kruien.
Nooit is maart zo zoet, of ’t sneeuwt op de herder zijn hoed.
Daar is geen maart zo goed of het sneeuwt op de boer zijn hoed.
Een goede maart is niet veel waard.
Maart droog, mei nat, veel hooi en zaad zat.
Als maart is zacht in wil, verwacht men een koude april.
Als het weder is van goede zin, trekt de kou zijn steertje in.
Danst het lammetje in maart, april pakt het bij de staart.
Wat maart niet wil, doet april.
Een koekoeksroep ter helft van Meert is voor den boer een daalder weerd.
Muggendans in maart, voorspelt sterfte onder de schapen.
Zaai niet in maart te vroeg, d’r is nog tijd genoeg.
Wie grote bonen wil eten, moet maart niet vergeten.
Als maart aprilweer geven wil, zo zal geven maart weer de maand april.
Dondert het in de maand van maart, in mei dekt de sneeuw de aard.
Voor oude lieden heeft maart kwaad in hare staart.
Zoveel nevels in maart zich tonen, met zoveel onweer de zomer zal komen.
Mist in maart, water en vorst in mei.
Maart koel en nat, veel koren in het vat.
Maartse snee, doet de akkervruchten wee.
Met maartse sneeuw de was gedaan, alle vlekken naar de maan.
Waait de wind in maart te fel, veel fruit verwacht men wel.
Veel wind in maart, geeft appels in de gaard.
Brengt maart storm en wind, de sikkel is de boer gezind.
Maart guur, volle schuur.
Maart roert zijn staart, april doet wat hij wil en mei doet er ook nog wat bij.
Maartse regen brengt geen zegen.
Vochtige maart, de boeren zorgen baart.
Meert zonder bloemen, zomer zonder dauwe, brengen ons op ’t einde in ’t nauwe.
’t Is in het begin of op het end, dat maart ons zijn gaven wendt.
Kom ik door maartje, leef ik nog een jaartje, zei de vent en hij stierf op de 1ste april.